-
1 wissel
I 〈de〉1 [geldwezen] bill (of exchange) ⇒ B/E4 [overdracht van het estafettestokje] baton change, changeover, handover♦voorbeelden:een wissel weigeren • refuse a bill of exchangeeen wissel op 30 dagen/op zicht • a bill (of exchange) payable within 30 days/on demandeen wissel op iemand trekken • draw (a bill) on someone♦voorbeelden:1 een wissel overhalen/verzetten • turn/shift/reverse a switch -
2 tirage
tirage [tieraazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:2 tirage à la main, à la rotative • (het) drukken met de handpers, met de rotatieperstirage à part • overdruktirage limité • beperkte oplagem3) trekking [loterij, wissel]4) trek [schoorsteen]5) oplage, druk6) (het) tappen -
3 mature
adj. rijp; volwassen; ontwikkeld; afgewogen, overwogen--------v. rijpen, tot rijpheid komen; volgroeien; volwassen worden; vervallen (v. wissel)mature1[ mətsjoeə] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:————————mature2♦voorbeelden:matured gin • oude jeneverII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
4 presentment for acceptance
aanbieding van wissel (het aanbieden van een wissel aan degene die hem int) -
5 dishonour
-
6 présentateur
présentateur [preezãtaatur],présentatrice [preezãtaatries]〈m., v.〉1 omroep(st)er ⇒ presentator, -trice2 demonstrateur, -tricem (f - présentatrice)1) omroeper/-pster2) presentator/-trice3) demonstrateur/-trice [artikel]4) aanbieder/-dster, toonder [wissel] -
7 échoir
-
8 maturity
-
9 payee
n. begunstigde, ontvanger (v. betaling)[ pee▪ie:] -
10 tireur
tireur [tierur],tireuse [tiereuz]〈m., v.〉2 afdrukker, -drukster3 trekker, trekster♦voorbeelden:tireuse de cartes • waarzegstertireur d'or • gouddraadtrekker -
11 exchange commission
wissel commissie (commissie voor het wisselen van geld) -
12 bill
n. Bill (voornaam); rekeningbill1[ bil] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 rekening ⇒ factuur, nota2 lijst ⇒ aanplakbiljet, (strooi)biljet; programma3 certificaat ⇒ bewijs, brief, rapport4 bek ⇒ snavel, neus♦voorbeelden:〈Brits-Engels; bouwkunst〉 bill of quantities • (quanta) bestek, kostenraming, begrotingstick no bills • verboden aan te plakken〈 scheepvaart〉 bill of health • gezondheidsattest, gezondheidspas〈 scheepvaart〉 bill of lading • vrachtbrief, cognossementbill of rights 〈 ook Bill of Rights〉 • officiële verklaring van de rechten van bepaalde groepen van personen, Bill of Rights 〈Brits-Engels: grondwettelijke overeenkomst van 1689; Amerikaans-Engels: de eerste tien amendementen op de Grondwet〉bill of sale • koopakte, koopcontractbills payable • te betalen wisselsbills receivable • te innen wisselsfill/fit the bill • geschikt zijn, aan iemands wensen tegemoet komen→ clean clean/————————bill2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 op het affiche plaatsen ⇒ aankondigen, aanplakken♦voorbeelden:2 the gas company bills its customers every quarter • het gasbedrijf stuurt zijn klanten elk kwartaal een rekening -
13 papier
papier [paapjee]〈m.〉1 papier(tje) ⇒ vel papier, blaadje♦voorbeelden:papier brouillard, buvard • vloeipapierpapier à cigarettes • sigarettenpapier, vloeitjepapier émeri, papier de verre • amaril-, schuurpapierpapier à forme • handgeschept papierpapier à lettres • postpapierpapier pelure • dundrukpapierpapier torchon • aquarelpapierpapier collant, gommé • gegomd papier, plakpapierpapier crêpé • crêpepapierpapier hygiénique • toiletpapierpapier libre • ongezegeld papierpapier mâché • papier-machépapier peint • behang(sel)papierdu papier recyclé • kringlooppapierpapier sensible • fotopapierpapier sulfurisé • vetvrij papier, boterhampapierpapier à couvrir • kaftpapierjeter sur le papier • op papier zettennoircir du papier • hele vellen volschrijvenpapier à tapisser • behangde, en papier • van papier, papierensur le papier • op papier, theoretisch〈 figuurlijk〉 être réglé comme du papier à musique • 〈m.b.t. iets〉 zo zeker als wat zijn; 〈m.b.t. iemand〉 stipt zijn3 papier de commerce • wissel, handelspapierpapier à vue • wissel op zichtêtre dans les petits papiers de qn. • bij iemand in een goed blaadje staanrayez cela de vos papiers • reken daar maar niet meer op→ mine1. m1) papier2) wissel2. papiersm pl1) documenten3) effecten -
14 Wechsel
Wechsel〈m.; Wechsels, Wechsel〉♦voorbeelden:in buntem Wechsel • in (een) bonte afwisseling2 einen Wechsel einlösen • een wissel honoreren, betaleneinen Wechsel auf jemanden ziehen • een wissel op iemand trekken -
15 draft
n. klad; ontwerp; (geld) opnemen (in de bank); opkomen; eenheid; tocht--------v. ontwerpen, schetsen, kladje makendraft1[ dra:ft] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 klad(je) ⇒ concept, schets3 → draught draught/♦voorbeelden:by draft • per wissel————————〈 werkwoord〉1 ontwerpen ⇒ schetsen, een klad(je) maken van♦voorbeelden: -
16 aiguillage
aiguillage [eegŵiejaazĵ]〈m.〉2 wissel♦voorbeelden:vous êtes victime d'une erreur d'aiguillage • u bent op het verkeerde spoor gezetm2) wissel [spoor]3) oriëntatie [vakkenkeuze, politiek] -
17 effet
effet [effe]〈m.〉1 uitwerking ⇒ effect, gevolg4 kracht ⇒ vermogen, werking♦voorbeelden:〈 techniek〉 effet de recul • terugstoot, -slageffet en retour • terugslageffet de serre • broeikaseffecteffet secondaire • bijwerkingavoir de l'effet • resultaat hebbenavoir qc. pour effet • iets als gevolg hebbenfaire (de l')effet • uitwerking hebbenfaire l'effet d'une bombe • inslaan als een bomfaire mauvais effet • een slechte indruk makencela fait son effet • dat heeft succesrater son effet • de mist ingaanà cet effet • met het oog hieropsous l'effet de qc. • door de inwerking van ietseffets publics • overheidsfondsenavoir effet • geldenproduire ses effets • van kracht worden1. m1) gevolg, effect2) wissel, handelspapier3) werking4) rechtsgevolg2. effetsm pl1) spullen -
18 turn
n. draai, bocht; beurt; ommekeer--------v. draaien; omslaan; omkeren; worden; veranderen; omzetten; wendenturn1[ tə:n]3 wending ⇒ draai, (verandering van) richting4 beurt7 〈 benaming voor〉 korte bezigheid ⇒ wandelingetje, ommetje; ritje, tochtje; nummer(tje) 〈 in circus, show〉; 〈 bij uitbreiding〉 artiest 〈 in show〉♦voorbeelden:turn of the tide • getijwisseling, kentering 〈 ook figuurlijk〉the tide is on the turn • het tij keertthe next right turn • de volgende afslag rechts4 is it my turn to cook tonight? • moet ik vanavond koken?take turns at something • iets om beurten doen, elkaar aflossen met ietswait one's turn • zijn beurt afwachtenturn and turn about • om en om, om de beurtby turns • om en om, om de beurtin turn • om de beurt, achtereenvolgens; op zijn beurttake it in turn(s) to do something • iets om beurten doenin one's turn • op zijn beurtyour turn • jij bentbe of a musical turn (of mind) • muzikaal aangelegd zijnat every turn • bij elke stap/gelegenheid, overaldone to a turn • perfect klaargemaakt, precies gaar genoeg→ good good/♦voorbeelden:————————turn23 〈 benaming voor〉 van richting veranderen ⇒ afslaan, draaien, een bocht/draai maken; (zich) omkeren, (zich) omdraaien; een keer nemen, kenteren 〈 van getijde〉♦voorbeelden:his thoughts turned to his mother • hij dacht aan zijn moederturn aside (from) • zich afwenden (van)turn to a book • een boek raadplegenturn to drink • aan de drank rakenthe car turned left, right, and then turned into Bond Street • de auto sloeg saf, rechtsaf, en draaide toen Bond Street inturn about • zich omkerenabout turn! • rechtsom(keert)! 〈 bevel aan troepen〉turn (a)round • zich omdraaien 〈 van iemand〉; een ommekeer maken 〈 bijvoorbeeld van economie〉; van gedachten/mening veranderenturn back • terugkeren, omkerenturn down a side street • een zijstraat inslaanwe turned off the M1 at Hatfield • we gingen van de M1 af bij Hatfieldhe turned to teaching • hij switchte naar (het) onderwijsturn into • veranderen in, wordenthe success of a film turns on many factors • het succes van een film hangt van vele factoren afwater turns to ice • water wordt ijsturn (up)on someone • iemand aanvallen, zich tegen iemand keren→ turn down turn down/, turn in turn in/, turn off turn off/, turn on turn on/, turn out turn out/, turn over turn over/, turn up turn up/2 〈 benaming voor〉 omdraaien ⇒ (doen) omkeren; omploegen, omspitten; omslaan, keren 〈 kraag〉; omvouwen4 verzuren ⇒ zuur worden/maken♦voorbeelden:the wheels turn fast • de wielen draaien snelshe turned the car • zij keerde de autoshe turned my old coat • zij keerde mijn oude jas (binnenstebuiten)turn the collar • de kraag omslaanturn the page • de bladzijde omslaanturn about • omkeren, omdraaienturn (a)round • ronddraaien; omkeren, omdraaienturn back • omvouwen, omslaanturn back the sheets • de lakens omslaan/open slaanturn something inside out • iets binnenstebuiten keren; 〈 figuurlijk〉grondig doorzoeken, overhoophalenit seemed as if the world had turned topsy-turvy • het leek wel de omgekeerde wereldturn upside down • ondersteboven kerenturn to page seven • sla bladzijde zeven opturn a phrase • iets mooi zeggenthe warm weather turned the milk • door het warme weer verzuurde de melk4 (doen) veranderen (van) ⇒ omzetten, verzetten; (ver)maken; een wending geven aan 〈 gesprek〉; bocht/draai laten maken, draaien; afwenden, omleiden♦voorbeelden:1 turn a circle • een cirkel maken/beschrijventurn the conversation • een andere wending aan het gesprek geventurn a stream • een stroom omleidenturn the switch • de wissel omzettenturn into • veranderen in, (ver)maken tot; omzetten in〈 figuurlijk〉 the terrible hangover turned him off drink for some time • door de enorme kater had hij een tijdje geen enkele interesse in drankturn the conversation to something different • het gesprek op iets anders brengenturn a gun on someone • een geweer op iemand richtenshe turned her face away from the corpses • zij wendde haar hoofd af van de lijkenturn a child against his parents • een kind tegen zijn ouders opstoken〈 Amerikaans-Engels〉 turn loose • los/vrijlatenmy wife is/has turned fifty • mijn vrouw is de vijftig gepasseerd/is vijftig gewordenit is/has turned six o'clock • het is zes uur geweestturn away • wegsturen, wegjagen, ontslaan; 〈 figuurlijk〉verwerpen, afwijzenwe were turned back at the entrance • bij de ingang werden we teruggestuurdturn someone into the street • iemand op straat zetten→ turn down turn down/, turn in turn in/, turn off turn off/, turn on turn on/, turn out turn out/, turn over turn over/, turn up turn up/IV 〈 koppelwerkwoord〉1 worden♦voorbeelden:her skin turned brown • haar vel werd bruinhis wife turned Catholic • zijn vrouw werd katholiekthe milk turned sour • de melk werd zuur -
19 point
n. punt (ook in computers); scherpe punt; essentie; bedoeling; zaak; (in computers) punt, een maat die gebruikt wordt bij het bepalen van de omvang van lettertypes--------v. aanwijzen; opmerken; slijpen; richtenpoint16 zin ⇒ bedoeling, effect♦voorbeelden:2 win/be beaten/lose on points • op punten winnen/verliezenscore a point/points off/over someone • het van iemand winnen 〈 in woordenstrijd〉; iemand van repliek dienento sail round the point • om de kaap varenat the point of a gun/at gun point • onder bedreiging van een geweerpoint of order • punt van orde, opmerking met betrekking tot de gang van zakenthe main point • de hoofdzaaklabour a point • in details tredenpursue the point • er verder op ingaanat all points • in alle opzichten8 point of departure • punt/tijdstip van vertrekthe point of the joke • de clou van de grappoint of view • gezichtspunt, standpuntwhen it came to the point • toen puntje bij paaltje kwamcome/get to the point • ter zake komenyou have a point there • daar heb je gelijk inI always make a point of being in time • ik zorg er altijd voor op tijd te zijnI take your point, point taken • ik begrijp wat je bedoeltat the point of death • op het randje van de doodthat's beside the point • dat heeft er niets mee te makenoff/away from the point • niet ter zake, niet relevanton the point of • op het punt vanthat's (not) to the point • dat is (ir)relevantup to a (certain) point • tot op zekere hoogte¶ in point of fact • in feite/werkelijkheid; bovendien, zelfscome to/make a point • 〈 van jachthond〉aangeven, (muurvast) staan 〈 bij schuilplaats van opgejaagd wild〉→ fine fine/————————point2♦voorbeelden:2 point to something • ergens naar wijzen, iets suggereren, iets bewijzenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 in een punt maken ⇒ scherp/spits maken♦voorbeelden:2 〈 figuurlijk〉 point a finger (of scorn) at someone • iemand in het openbaar beschuldigen/aanvallenpoint out a mistake • een fout aanwijzen/onder de aandacht brengen→ point out point out/ -
20 run
n. hardlopen; afstand; rit; gedeelte; serie; "trein ", aanval--------v. rennen, weglopen; laten lopen; een programma starten (in computers); overgaan, laten lopen, beheren; voorbereiden; oprichten; voldoen; waarmaken; doorgaan; lekken; uitkleden; moeite doenrun1[ run] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 benaming voor〉 tocht ⇒ afstand; eindje hollen; tocht, vlucht, rit; traject, route, lijn; tochtje, uitstapje 〈 van trein, boot〉; 〈 skiën〉 baan, helling; 〈 cricket, honkbal〉 run 〈 score van 1 punt〉♦voorbeelden:at a/the run • in looppasthe play had a five months' run in London • het stuk heeft vijf maanden in Londen gespeeldget/have a (good) run for one's money • waar voor zijn geld krijgengive someone the run of • iemand de (vrije) beschikking geven over〈 slang〉 the runs • buikloop, diarree————————run21 rennen ⇒ hollen, hardlopen2 〈 benaming voor〉 gaan ⇒ (voort)bewegen; lopen; (hard) rijden; pendelen, heen en weer rijden/varen 〈 van bus, pont e.d.〉; voorbijgaan, aflopen 〈 van tijd〉; lopen, werken 〈 van machines〉; (uit)lopen, (weg)stromen, druipen 〈van vloeistoffen e.d.〉; 〈 figuurlijk〉 (voort)duren, lopen, gaan, zich uitstrekken, gelden3 rennen ⇒ vliegen, zich haasten♦voorbeelden:run at someone • iemand aanvallenrun at something • toestormen op iets2 the play will run for ten performances • er zullen tien voorstellingen van het stuk gegeven wordenrun afoul/foul of • 〈 figuurlijk〉stuiten op, in botsing komen metfeelings ran high • de gemoederen raakten verhit/liepen hoog oprun on electricity • elektrisch zijnrun to crabbiness • geneigd zijn tot vittenrun to extremes • in uitersten vervallenhe ran fifth • hij kwam als vijfde binnenrun across someone/something • iemand tegen het lijf lopen/ergens tegen aan lopenrun for it • op de vlucht slaan, het op een lopen zettenRoman noses run in our family • de adelaarsneus zit bij ons in de familierun through the minutes • de notulen doornemenhis inheritance was run through within a year • hij had binnen een jaar zijn erfenis erdoor gejaagdmy allowance doesn't run to/I can't run to a car • mijn toelage is niet toereikend/ik heb geen geld genoeg voor een auto→ run around run around/, run away run away/, run back run back/, run down run down/, run in run in/, run into run into/, run off run off/, run on run on/, run out run out/, run over run over/, run up run up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈 benaming voor〉 doen bewegen ⇒ laten gaan; varen, rijden; doen stromen, gieten; in werking stellen, laten lopen 〈machines e.d.〉; 〈 figuurlijk〉 doen voortgaan, leiden, runnen♦voorbeelden:run someone over • iemand overrijdenrun a business • een zaak hebbenrun a car • autorijden, een auto hebbenrun someone close/hard • iemand (dicht) op de hielen zitten; 〈 figuurlijk〉 weinig voor iemand onderdoenrun a comb through one's hair • (even) een kam door zijn haar halen6 we won't run him • we zullen hem niet inschrijven/laten deelnemen
См. также в других словарях:
Wissel (Begriffsklärung) — Der Begriff Wissel bezeichnet Wissel, einen Ortsteil von Kalkar Wissel ist der Familienname folgender Personen: Adolf Wissel (1894–1973), deutscher Maler Georg Wissel (* 1964), deutscher Jazz und Improvisationsmusiker Jens Wissel (* 1968),… … Deutsch Wikipedia
Pearl van der Wissel — Spielerinformationen Geburtstag 14. April 1984 Geburtsort Leiden[1], Niederlande Staatsbürgerschaft Niederländerin … Deutsch Wikipedia
Max Wissel — Wissel (left) with SF rival Craig Dolby Nationality … Wikipedia
Nederlandse Vereniging van Dierentuinen — Die Nederlandse Vereniging van Dierentuinen (NVD) ist der Dachverband der größten Zoos in den Niederlanden. Er wurde im Jahr 1966 gegründet und ist Mitglied des EAZAsowie des IUCN Niederlande. Kleinere Zoos und Tierparks teilweise auch aus dem… … Deutsch Wikipedia
Claus van Bebber — (* 18. Dezember 1949) ist seit 1964 als freischaffender Künstler aktiv. Er beschäftigt sich intermedial mit Musik sowie bildender und darstellender Kunst. Sein musikalisches Schaffen umfasst ein weites Spektrum von komponierter Musik und… … Deutsch Wikipedia
Chris van der Drift — Nationality … Wikipedia
Superleague Formula saison 2010 — Superleague Formula 2010 Sport Course automobile Création 2008 Édition 3e Nombre de manches 12 Participants … Wikipédia en Français
Superleague-Formula-Saison 2010 — Die Superleague Formula Saison 2010 war die dritte Saison der Superleague Formula. Die Saison, die elf Läufe umfasste, begann am 4. April in Silverstone und endete am 24. Oktober in Los Arcos. Inhaltsverzeichnis 1 Starterfeld 2 Rennen 3 Wertung … Deutsch Wikipedia
Kalkar — Wappen Deutschlandkarte … Deutsch Wikipedia
Liste der Biografien/Wis — Biografien: A B C D E F G H I J K L M N O P Q … Deutsch Wikipedia
Superleague Formula saison 2009 — Superleague Formula 2009 Sport Course automobile Création 2008 Édition 2e Nombre de manches 6 … Wikipédia en Français